Rouwzorg

 

Liefde hoeft niet op te houden

In onze herinnering is het leven na de dood verbonden met een oordeel over je daden. Op een of andere manier, zo leert ons het evangelie van Mattheüs, kan je aan de maaltijd in de hemel deelnemen als je het feestkleed der gerechtigheid draagt. En als er nu eens geen zo’n maaltijd is, is er dan ook geen oordeel en geen gerechtigheid? Dit zou toch onrechtvaardig zijn voor zovelen die voortijdig en onschuldig moesten sterven. En voor ons; zou dit dan een reden zijn om totaal anders te leven? Zouden we dan leven als een beest: kinderen slaan of mensen pijn doen en geliefden verraden? Het leven na de dood is veel groter dan een soort beloning voor het goede dat er was. Moeten we niet besluiten dat veel van wat als voorstelling geldt, ook onder christenen, al te menselijk is gedacht. De hemel is er niet om te verdienen: het is liefde en genade. En toch kan ik me indenken dat het mensen, die het gevoel hebben hun best te hebben gedaan en die hopen op gerechtigheid, zal ontgoochelen. Het is goed die gevoelens te delen. Sterven betekent verdriet en rouw, en het creëert een rijk gevoel van verbondenheid. Daarover kunnen we spreken, en ook al zal het onder tranen zijn, het doet je goed. Samen met geliefden zullen we huilen om het verlies en beseffen hoe mensen zich maar al te graag vastklampen aan illusies. Maar laten we elkaar vasthouden in die pijn en voelen en beseffen dat dit ene: “onze liefde voor God en voor elkaar toch echt werkelijk zijn”. Liefde hoeft niet op te houden. Zo beleven we reeds onsterfelijkheid en willen we nieuwsgierig uitzien naar wat de toekomst brengen zal. En die gedeelde ervaring zal nog veel overtuigender zijn dan alle twijfel omtrent onze voorstellingen over een mogelijks weerzien. We mogen vertrouwen geven aan Jezus die ons heeft gezegd: ‘Zie, ik maak alles nieuw’. Eerlijk met elkaar kunnen omgaan, ook in de uren van afscheid, is beseffen: ‘in onze liefde is geen bedrog’. Daarom durf ik me ook in dit laatste uur toevertrouwen aan wat we elkaar: ‘In goede en kwade dagen’ hebben beloofd.

Verder dan alle twijfel blijft er het ‘ja’ van de liefde.

Ook onze voorstellingen omtrent de ‘verrijzenis van ons lichaam’ moeten we niet al te concreet invullen. ‘Wij zijn stof en as en tot stof en as zullen we wederkeren’. Daarom zal wat we als mensen zijn nooit los staan van een verheerlijkt lichaam. De formule van ‘de verrijzenis van het lichaam’, uit de geloofsbelijdenis, drukt uit dat de mens in zijn eigenheid en uniek zijn niet anders dan in God kan leven. Als unieke persoon kunnen we elkaar in Gods liefde ontmoeten en terugzien. Dat blijft ook in God overeind en in die liefde zullen we elkaar terugzien. Zoals Paulus schrijft: “We zullen voor altijd samenzijn in de Heer, troost elkaar met deze woorden”. In de liturgie van

de begrafenis drukken we dit heel symbolisch uit met het licht van de Paaskaars en we zingen: ‘Dat dit licht in ons mag blijven branden’.

In het ‘symbolum van ons geloof’ geven we uitdrukking aan formules; vrucht van concilies en doordrongen van een theologische taal. Jezus is ten hemel opgevaren en terug in de intimiteit van de Vader en de Geest. Zo blijven ook wij niet steken in de vergetelheid van de onderwereld, maar worden we door Jezus bevrijd en opgenomen in het leven van de Vader. Laten we dit nederig en eenvoudig doen, luisteren naar wat ons in geloof werd doorgegeven en beseffen dat elk spreken mysterie blijft. Maar verder dan alle twijfel blijft er het ‘ja’ van de liefde.

Antoon Wullepit